Terug
  • Auteur
  • NABON, NVMO-commissie BOM
  • Printdatum
  • 13-02-2017
  • E-pubdatum
  • 13-02-2017

Plaatsbepaling NABON en NVMO: toepassing van palbociclib bij mammacarcinoom

Download PDF

In november 2016 heeft de European Medicines Agency (EMA) palbociclib geregistreerd voor de behandeling van gemetastaseerd hormoonreceptorpositief, HER2-negatief mammacarcinoom. De registratie is gebaseerd op de PALOMA-2-studie voor de combinatie met een niet-steroïdale aromataseremmer bij vrouwen die geen eerdere behandeling voor gemetastaseerde ziekte hebben gehad en de PALOMA-3-studie voor de combinatie met fulvestrant bij vrouwen die progressie van ziekte hebben binnen 12 maanden na adjuvante behandeling of in de gemetastaseerde setting tijdens behandeling met een aromataseremmer. Bij premenopauzale en perimenopauzale vrouwen moet de endocriene therapie worden gecom bineerd met een LHRH-agonist.

De commissie BOM heeft palbociclib beoordeeld voor zowel de eerste lijn als de tweede lijn en geconcludeerd dat de resultaten van beide studies voldoen aan de PASKWIL-criteria voor een positief advies. Daarmee is het voor artsen en patiënten de vraag of palbociclib het best kan worden toegepast in de eerste lijn of de tweede lijn.
De toename in mediane progressievrije overleving door toevoegen van palbociclib is langer in de eerste lijn dan in de tweede lijn. Anderzijds is er geen overlevingswinst aangetoond in beide studies. Palbociclib geeft vaak bijwerkingen (zoals diarree, leukopenie en neutropenie) en vergt frequent ziekenhuisbezoek en bloedbeeldcontroles. Een deel van de patiënten bereikt ook langdurige remissie of ziektestabilisatie met alleen endocriene therapie, maar dan zonder noemenswaardige bijwerkingen of de noodzaak tot frequente controles.

Na zorgvuldige beoordeling van de gepubliceerde data komen NABON en NVMO tot de conclusie dat palbociclib in combinatie met fulvestrant van toegevoegde waarde kan zijn in de eerste lijn bij patiënten met hormoonreceptorpositief, HER2-negatief mammacarcinoom die metastasen hebben ontwikkeld tijdens of binnen 12 maanden na beëindigen van de adjuvante behandeling met een niet-steroïdale aromataseremmer of in hogere lijn bij patiënten die progressief zijn op behandeling met een niet-steroïdale aromataseremmer voor gemetastaseerde ziekte.
In alle andere situaties buiten bovengenoemde voegt palbociclib waarschijnlijk eveneens effectiviteit toe aan endocriene therapie, maar er zijn geen gegevens beschikbaar in de literatuur om een onderbouwd advies te geven ten aanzien van de keuze voor palbociclib in combinatie met endocriene therapie. Dit geldt onder meer voor patiënten die meer dan 12 maanden na beëindigen van de adjuvante behandeling met een niet-steroïdale aromataseremmer metastasen ontwikkelen en voor patiënten die niet eerder een niet-steroïdale aromataseremmer hebben gebruikt; noch in de adjuvante setting, noch in de gemetastaseerde setting. Voor deze situatie is er sterke behoefte aan een gerandomiseerde studie om helderheid te krijgen over de positionering van palbociclib. In het algemeen zijn patiënten met snel progressieve ziekte geen goede kandidaat voor endocriene therapie; zeker in geval van uitgebreide en symptomatische ziekte.

De NABON-IKNL-richtlijncommissie zal de module over de systemische behandeling van gemetastaseerd mammacarcinoom herschrijven. Wanneer nieuwe studieresultaten beschikbaar komen met palbociclib of andere CDK4/6-remmers, zullen deze in het proces van richtlijnrevisie worden meegenomen.

Namens NABON,
Dr. A.H. Honkoop, voorzitter 
Namens NVMO,
Dr. H.J. Bloemendal, voorzitter